Zij die ons leerde dat alles luider klinkt

– ongeveer vier maal en een beetje –

onder het wateroppervlak,

 

vond vast berusting in het vage ongemak

te weten dat hij die zwoer geen woord ooit onverstaan te laten

zich t.z.t. vanuit de diepzee zou doen gelden

 

daarmee haar drenkelingenkroost minstens zo luid verzwijgend:

‘een verdronken vader telt voor vier

– en weet je –

wie niet verdrinkt een beetje.’